Herkenbaarheid
De doodshoofdvlinder is zeer groot en zwaar, de voorvleugel is 7 cm lang.
Het lichaam is geel / blauwzwart met een geringeld Doodshoofdtekening op de rug
Kenmerken
Deze zware pijlstaart behoort tot de meest indrukwekkende vlinders.
De lange vleugels, die in rust het geel/zwarte ringpatroon van het achterlijf bedekken en die zelf een schorsachtige tekening hebben, kenmerken deze krachtige vlieger.
In de voorzomer vliegen de doodshoofdvlinders vanuit Noord-Afrika en het Middellandse-zeegebied naar het noorden.
Vanwege hun voorliefde voor honing worden ze altijd weer aangetroffen in bijenkorven.
De achtervleugels zijn geel met zwarte banden langs de rand.
Bij de vrouwtjes is het achterlijf breder dan bij de mannetjes.
Voorkomen
Ten noorden van de Alpen in cultuurlandschap.
Af en toe zijn er trekkers te zien in Nederland.
Levenswijze
De rupsen leven van het loof van aardappelplanten en verpoppen zich in de zomer in een holletje onder de grond.
Wanneer ze vroeg genoeg uitkomen in de nazomer of de herfst (en niet gegrepen worden door de oogstmachines) ondernemen ze de terugtocht naar het zuiden over de Alpen.
De vlinder is in staat om met zijn keel een pieptoon voort te brengen, waarmee hij in combinatie met zijn schrikwekkende tekening zijn vijanden de stuipen op het lijf jaagt.
Vliegtijd
De doodshoofdvlinder is te zien in de maanden juni tot oktober.