Uiterlijk:
Dit kleine, slechts 4-6 mm lange lieveheersbeestje heeft een variabele tekening.
De meest voorkomende exemplaren hebben rode dekschilden met een zwarte stip in het midden van elk dekschild en een zwart halsschild met witte vlekken.
Bij een andere variant is het halsschild volledig zwart en heeft elk van beide dekschilden twee tot drie rode vlekken op een zwarte ondergrond.
Verspreidingsgebied:
Het tweestippelig lieveheersbeestje is algemeen in heel Europa.
Zijn leefgebied is zeer variabel, van bos, akkers met struikgewas en heggen tot parken, tuinen en zelfs bloembakken.
Levenswijze:
Het tweestippelig lieveheersbeestje is overdag actief en scharrelt op zoek naar bladluizen - zijn voornaamste voedselbron — rond op loofbomen, struiken en allerlei andere planten.
Af en toe knaagt hij ook aan bladeren.
Na de overwintering leggen de wijfjes hun eitjes op planten waarop zich bladluizen hebben gevestigd.
Ontwikkeling:
De larven zijn langgerekt en hebben een zachte huid.
Ze zijn zeer beweeglijk en zoeken actief naar bladluizen, die ze in grote aantallen eten.
Na de derde vervelling hechten ze zich met het achterlijf aan de plant vast en verpoppen zich in een stevig omhulsel, waarna de jonge kevers nog hetzelfde jaar uitkomen.
Bij gunstige omstandigheden ontwikkelen zich in één jaar twee generaties tweestippelige lieveheersbeestjes
Herkenbaarheid:
Bij het tweestippelig lieveheersbeestje komen, naast deze kenmerkende varianten, ook exemplaren voor met vlekken van uiteenlopende grootte.
Deze variant van het tweestippelige lieveheersbeestje heeft zwarte dekschilden met rode vlekken.