Beschrijving
De vroedmeesterpad is een kleine gedrongen pad die maar 5.5 centimeter groot kan worden maar vaak kleiner is. De vroedmeesterpad heeft een vrij gladde huid met een paar wratjes (rood of geel), vaak langs de zijkant van hun rug. Vroedmeesterpadden zijn variabel van kleur, vaak grijs, olijfkleuring of bruin met vaak groen of bruine vlekjes. In de zomer dragen de mannetjes van de vroedmeesterpad eiersnoeren om hun achterpoten. Vroedmeesterpadden zijn vooral actief in de schemer en 's nachts. De vroedmeesterpad voedt zich met insecten, wormen en andere ongewervelde dieren. De vroedmeesterpad kan 5 jaar of ouder worden in het wild.
Verspreiding en Habitat
De vroedmeesterpad is een zeer zeldzame pad die van nature in Nederland alleen voorkomt in Zuid-Limburg maar op enkele andere plaatsen is geïntroduceerd. De vroedmeesterpad heeft een extreem West Europese verspreiding van het Iberisch schiereiland het uiterste Zuiden van Nederland. De vroedmeesterpad is een warmteminnende soort en prefereert habitats met veel schuilmogelijkheden, vooral op rotsachtige bodems met veel stenen. Voor hun voorplanting is de vroedmeesterpad weinig selectief en gebruikt hij vele soorten permanente wateren.
Levenswijze
De vroedmeesterpad is een warmteminnende soort. Deze pad wordt frequent gevonden in door de mens beïnvloede biotopen: kerkhoven, boerderijen, oude gebouwen en ruïnes. In meer natuurlijke gebieden leeft de soort vooral op een rotsachtige bodem.
De eieren van de vroedmeesterpad worden niet vrij aangetroffen in het water want het mannetje staat in voor de broedzorg en draagt de eieren gedurende hun gehele ontwikkeling mee op het lichaam en rond de achterpoten. De voortplanting gebeurt op het land. Het mannetje omklemt het vrouwtje in de lendenstreek (lumbaire amplexus). Het mannetje bevochtigt de eieren regelmatig in het water van een poel of in de dauw van het gras. Na een 3-tal weken zijn de eieren zo ver ontwikkeld dat de eistrengen kunnen afgezet worden in een waterpartij waarna de larven binnen enkele uren de eieren verlaten.
Roep
De roep van de vroedmeesterpad is vanaf begin april tot eind augustus te horen. Het is een korte, hoge fluittoon die ongeveer 40 keer per minuut herhaald wordt. Als de padden in koor roepen gelijkt dat enigszins op een "klokkenspel". Het roepen vangt na zonsondergang aan en houdt tijdens warme nachten aan tot 1 à 2 uur voor zonsopgang. Bij warm weer roepen de mannetjes soms ook overdag, wanneer ze in hun holletje verscholen zitten.
Voortplanting
Het is één van de weinige soorten die broedzorg kent; de mannetjes dragen de eiersnoeren met zich mee tot de larven uitkomen, na 5 tot 7 weken. Zo voorkomt het mannetje dat de eieren beschimmelen of worden opgegeten. Er is ook een nadeel; de pad kan maar een beperkt aantal eitjes dragen; hooguit enkele tientallen. Dit in tegenstelling tot soorten die eierdril afzetten, waarin meestal honderden eitjes zitten. De eitjes hebben ook geen slijmerig omhulsel maar een zeer dunne en broze schaal. Het broedseizoen loopt tot in het najaar, en daarmee is deze soort een grote uitzondering.
Bedreiging en bescherming
De vroedmeesterpad komt van nature in Nederland alleen in Zuid-Limburg voor. In België komt hij meer voor.
De Vroedmeesterpad is een zeldzame Rode Lijst soort (status=kwetsbaar) en staat vermeld als streng beschermde soort in de Europese Habitatrichtlijn en als strikt beschermde soort in de Conventie van Bern.