Beschrijving
Afmeting 50 tot 55 mm. De citroenvlinder heeft een uitgesproken geslachtsdimorfisme, wat wil zeggen dat het mannetje en het vrouwtje uiterlijk duidelijk verschillend zijn. Het mannetje is aan de bovenzijde diepgeel, het vrouwtje is daarentegen bleekgroen tot groenachtig-wit. Daardoor worden vrouwtjes dikwijls voor andere witjes aangezien. De oranje-gele vlek centraal op elke vleugel onderscheidt het vrouwtje van het citoentje duidelijk van ander witjes.
Biotoop
Langs bosranden of plaatsen met struikgewas, tuinen en parken.
Verspreiding
In onze streken : overal goed verspreid.
In Europa : in heel Europa tot het midden van Scandinavië is de prachtige citroenvlinder te bewonderen.
Waardplanten
In hoofdzaak vuilboom of sprokkelhout (Rhamnus frangula) en ook andere Rhamnus-soorten, zoals wegedoorn (Rhamnus cathartica).
Rups
Tot 35 mm. Lijf groen met fijne zwarte spikkels. De rups wordt later boven de witte streep over de stigma's blauwachtig groen. Onder de stigma's is de rups geelachtig groen. Kop groen met fijne zwarte spikkels. Rupsen rusten langs de middennerf van een blad en zijn moeilijk te vinden. De groeitijd van de rups is lente en zomer.
Overwintering
De citroenvlinder overwintert als vlinder in de openlucht, goed verscholen in klimop, braam of hulst. Op minder koude , zonnige dagen tijdens de winter vliegt hij ook uit.
Vliegtijd
De citroenvlinder is een echte lentebode, die zich al in februari laat zien op mooie dagen. Hij vliegt tot eind oktober, maar houdt tijdens de hoogzomer een korte 'zomerslaap'.
Wetenswaardigheden
Van alle inheemse vlinders leeft deze vlindersoort het langst als volwassen vlinder (= imago)
Nederlandse synoniemen
Citroentje.
Tips
Een struik van sprokkelhout die enkele meters hoog wordt, kan in een hoek van de tuin aangeplant worden en zal door de citroenvlinders geapprecieerd worden.